Creeër een effectief irrigatieplan: Tips en Advies voor Boeren in Nederland

Willem Botha - Business Development manager, Netafim Netherlands

 

Boeren worden steeds vaker geconfronteerd met langere en drogere periodes tijdens het groeiseizoen. Dit belemmert de groei van het gewas en voorkomt optimale of zelfs een stabiele minimale opbrengst. Dat heeft natuurlijk invloed op het inkomen van de boer. In droge tijden is het dus cruciaal om te irrigeren en daarom zien we een snelle groei in de implementatie van druppelirrigatie- en fertiegatiesystemen.

Het succes van elk irrigatiesysteem valt of staat met het beheer daarvan. Met name hoe vaak en hoeveel er geïrrigeerd moet worden? Hoewel dit als eenvoudige vragen klinken, blijkt in de praktijk dat boeren hiermee worstelen.

Een goed irrigatieplan helpt om het meeste uit het druppelsysteem te halen, zodat het gewas haar volledige potentieel kan bereiken en een goede opbrengst kan leveren, terwijl bronnen zoals water en energie zo efficiënt mogelijk ingezet worden. In dit artikel worden basisprincipes en factoren gedeeld die irrigatie en daarmee het irrigatieplan beïnvloeden.

Goed irrigatiemanagement is te vergelijken met op vakantie gaan. Je stelt een doel, je plant, je implementeert en past aan waar nodig is.

 

 

Het doel: stel vast hoe nat of droog het bodemprofiel binnen de wortelzone moet zijn.
Zowel te nat als te droog heeft impact op de ontwikkeling van het gewas. In Nederland ontstaat de ideale situatie tussen pF 2,0 en pF 2,7. Dit betekent in praktijk dat de optimale groeicondities ontstaan tussen veldcapaciteit en 50% van het beschikbare bodemvocht. De beste situatie is wanneer er een ritme ontstaat waarbij de plant water onttrekt uit de grond en het profiel door irrigatie wordt bijgevuld.

 

De belangrijkste factoren waarop het irrigatieplan gebaseerd wordt, zijn klimaat, bodemsoort, bodemvochtcapaciteit, gewas, groeistadium en worteldiepte. Het klimaat is de belangrijkste factor die gaandeweg bepaald hoeveel water het gewas nodig heeft. Maar het beschikbare bodemvocht binnen de wortelzone is de factor die het meest over het hoofd wordt gezien. Dit is de "watertank" waar de plant het water van kan halen. Daarom is het belangrijk een goed begrip te hebben van de worteldiepte en de waterbergingscapaciteit van de bodem. Deze twee factoren beïnvloeden hoeveel er geïrrigeerd moet worden.
Het klimaat, het bodemprofiel en de snelheid waarmee het gewas vocht opneemt beïnvloeden de frequentie waarmee irrigatie moet plaatsvinden.

Goed irrigatiebeheer richt op twee dieptes: primair en secundair. De primaire diepte is de wortelzone waar 80% van de wortels zich bevinden.
De secundaire diepte is de bufferzone. Die ligt dieper. Uit deze diepte kan capillaire opstijging ontstaan om de bodemvochtigheid te behouden. De bufferzone is ook het reservewater voor tijdens droge periodes. Deze diepte wil je niet te veel irrigeren. Daarom moet er regelmatig een technische irrigatie gedaan worden. Dit kan op twee manieren: Een extra irrigatie toevoegen of een irrigatiemoment langer maken dan normaal.

Voorbeeld data grondvochtsensoren:

Als laatste moet natuurlijk ook rekening gehouden worden met de reistijd. Dit is de tijd die het water nodig heeft om van de waterbron naar het verste punt van het irrigatiesysteem te reizen. Hier moet vooral op gelet worden bij gebruik van meststoffen zodat een homogene verdeling plaatsvindt. 

Er is veel om op te letten en dit alles kan complex lijken, maar we nodigen u van harte uit om met onze expert te spreken. Wij staan klaar om u te begeleiden en helpen bij het maken van een irrigatieschema en de aanpassingen hierop voor een effectieve irrigatie op uw bedrijf.